Wijzing beleid cliënten met de laagste indicatie (VV4): thuis, tenzij …
Vanaf 1 januari 2024 heeft CZ zorgkantoor in het inkoopbeleid opgenomen dat de zorgverlening aan alle nieuwe WLZ-cliënten met de laagste indicatie (VV4) in principe in de thuissituatie plaatsvindt, tenzij de zorg thuis niet meer verantwoord te organiseren is.
Het beleid is per 14 oktober jl. van toepassing.
Het besluit komt voort uit de bepaling van het ministerie van VWS dat de huidige intramurale zorg niet verder uitgebreid wordt.
Het beleidsuitgangspunt van CZ is daarom dat cliënten met een VV4-indicatie, geen intramurale verblijfszorg meer aangeboden krijgen tenzij de sociale context dit echt noodzakelijk maakt.
Voor deze cliënten geldt dus het principe ‘Thuis, tenzij’.
Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen cliënten die vóór 1 januari 2024 al op de wachtlijst stonden en cliënten die daarna op de wachtlijst geplaatst zijn.
Voor mensen met een VV4-indicatie die al wonen op een woonzorglocatie wijzigt er niets.
Patiënt stond vóór 1 januari 2024 al op de wachtlijst voor verblijfszorg
Noodzakelijkheid opname | Wens tot verblijfszorg | Wachtstatus conform voorschrift zorgtoewijzing |
Nee | Ja | Wacht op voorkeur |
Nee | Wil in beeld blijven bij zorgaanbieder | Wacht uit voorzorg |
Nee | Nee | Geen status |
De medewerkers van de afdelingen Zorgadvies/Zorgbemiddeling van de VVT-organisaties en/of het Zorgpunt Maastricht Heuvelland kunnen u eventueel verder adviseren over dit nieuwe beleid.
Door deze aanpassing kan de intramurale capaciteit ingezet worden voor cliënten met een intensievere zorgvraag en een hoger zorgprofiel.