Bij verschillende zorgleveringsvormen is het niet meer nodig om de terminaliteitsverklaring te gebruiken.
Voorheen werd deze verklaring voor de zorg in de laatste levensfase gebruikt. De verklaring van de behandelende arts gaf dan aan dat de levensverwachting van de patiënt niet langer dan drie maanden was. Doordat het niet patiëntvriendelijk is, onnodige administratieve handelingen oplevert en het nooit met zekerheid te zeggen is of de levensverwachting daadwerkelijk korter is dan drie maanden, is in overleg tussen AHZN, KNMG, VPTZ, V&VN ZIN, ZN en VWS afgesproken dat de verklaring niet meer bij alle leveringsvormen nodig is. Beslissingen waarvoor de terminaliteitsverklaring nodig was, bijvoorbeeld voor het rechtvaardigen van het inzetten van meer zorg, kunnen vaak ook op een andere manier worden genomen.
Het is niet meer nodig de verklaring te gebruiken in de wijkverpleging, voor toelating tot hospices, voor toelating tot ELV en voor WLZ zorg. Om de aanvraag van een Zvw-PGB voor zorg in de palliatief terminale fase te onderbouwen is nog wel een terminaliteitsverklaring nodig. Er wordt verder onderzocht of hier ook alternatieven voor bedacht kunnen worden.
Toelichting per zorgleveringsvorm is te vinden op de website van (Ont)regel de Zorg.